Ik lig samen met een heleboel andere heerlijk te zonnebaden in een ondiepe plas, bij een maisveld, recht tegenover een hotel in Assisi. Op een zeker moment valt er een verschrikkelijke schaduw over het gezellige plasje, waarin ik met mijn broers en zusjes aan het genieten ben.
Door een vreselijke aardbeving raak ik de helft van mijn familie in een klap kwijt. Ik zie het gebeuren, het gevaarte plet heel even ons recreatieoord waardoor een vloedgolf de helft van mijn vrienden de dood injaagt. Op zijn zachtst gezegd is dit de meest traumatische ervaring van mijn leven tot dan toe. Tien minuten na deze massamoord verkeer ik nog in shock.
Daarna heb ik een reeks wonderlijke ervaringen. Mijn lichaam begint als een gek te groeien, waardoor ik in korte tijd vijf keer zo groot word. Dan beweeg ik mijn vleugels en kan ineens vliegen. Ik volg twee van mijn broertjes in hun eerste vlucht naar een aangrenzende maiskolf, waarop we even uitblazen van de fantastische luchtreis. Wat een avontuur. Toch voel ik dat hier gevaar schuilt, maar ik weet niet waar het vandaan komt. Vervolgens vlieg ik op omdat ik iets bijzonder appetijtelijks ruik.
Opeens heb ik honger. Ik zie in de verte iets bewegen, een groot geval. Oh, weet ik, het is een mens. Ik voel me sterk aangetrokken tot dit wezen. Vrolijk ga ik eropaf, maar blijkbaar zit dit menspersoon niet op mij te wachten, want ik voel de luchtgolven door de klapbeweging van de hand mijn kant opkomen. Het mens slaat me weg.
Teleurgesteld keer ik terug naar mijn plas en ga op het water wat zonnebaden. Ik val in slaap en als ik wakker word is het pikdonker. Ik heb een knagende honger en ik ruik in de verte weer mensen! Ik vlieg in de richting van het hotel. Snel voordat de automatische deuren sluiten, vlieg ik met een mens mee naar binnen. Zij gaat in de ontvangsthal op een stoel zitten en ik op haar hand. Helaas is het een zenuwachtig type. Gelukkig heeft ze wel lange blote benen die ze niet beweegt. Ik spring op een been en zonder dit ooit geleerd te hebben zet ik mijn tanden erin. Wie zou dat niet willen? Dan proef ik haar bloed. Plotseling zie ik de schaduw van haar hand in mijn richting komen. Ik neem een zweefduik en ga op een bloem zitten nagenieten van de drank. Mijn honger is gestild en ik word er merkwaardig licht van in mijn hoofd.
Ik val in een zalige roes waarbij ik droom van nog meer blote vrouwenbenen. De volgende morgen word ik wakker en besluit opnieuw op zoek te gaan naar meer van die zalige toverdrank. Dan rijd ik mee op een passerende kar met handdoeken en zeep van een schoonmaakster. Het enige dat ik hoef te doen is meerijden, mijn neus laat ik de rest doen.
Een geweldige odeur komt me uitnodigend tegemoet. Precies wat ik altijd al gezocht heb, weet ik uit een vorig leven. Helaas verdwijnt de verspreider van de odeur. Zij sluit de deur achter zich. Daarom neem ik op de deurpost plaats en wacht af, totdat mijn lustobject weer terug komt. Ondertussen moet ik waakzaam blijven, want een onprettig ruikend iemand slaat met een enorme handdoek mijn kant op. Behendig duik ik uit zicht van de moordenaar. Mijn leven is niet zonder gevaar, daarom vlieg ik naar het plafond vlak boven de deur, ver weg van spiedende ogen en handdoeken. Na veel uur wachten, met een vreselijk knagende honger, nemen mijn ongerustheid toe en mijn krachten af. Zou die persoon eigenlijk nog wel op tijd terugkomen? Ik sterf toch niet de hongerdood hier aan dit plafond, denk ik bang?
Dan voel ik de lucht vibreren van stappen. Ik ruik het aankomen. Jawel hoor, een man met blote benen en hij heeft de lekkerste toverdrank bij zich. Ik zet me schrap tegen het plafond, klaar voor de sprong. Hij opent de deur van de hal en ik kan nog net mee naar binnen glippen. Via de gang volg ik hem naar zijn kamer. Ik ga op een bruin gordijn zitten bij het raam. Ik weet instinctief dat ik niet moet gaan zoemen, maar me heel stil moet houden en vooral geen vliegbewegingen maken.
Na een bijzondere kwelling van nog meer honger en dorst doorstaan te hebben floept het licht uit. Mijn kansen keren. Ik vlieg voorzichtig op zijn hoofd af. Helaas kan ik van vreugde mijn gezoem niet meer onderdrukken bij de gedachte aan het genot dat op me wacht. Opeens gaat het licht weer aan. Ik kan me nog net laten vallen, vlak voor mijn landing op zijn voorhoofd. Ik verstop me onder het bed, in de schaduw. Dit wordt geen gemakkelijke opgave.
Ik hoor de man te keer gaan wanneer hij met een handdoek in de hand de kamer afspeurt, hij is blijkbaar op zoek naar mij. Toch vindt hij mij niet, constateer ik tevreden. Na een kwartier doet hij het licht weer uit voordat hij languit op zijn bed gaat liggen. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik weet dat toverdrank drinken van deze man zelfmoord kan zijn. De gedachte echter aan zoveel genot kan ik niet weerstaan. Ik huiver.
Wanneer ik de slapende man regelmatig hoor ademhalen vlieg ik in een mooie boog te voorschijn. Opnieuw kan ik mijn kaken niet op elkaar houden en zoem de hele kamer bij elkaar van de herrie. Ik zie onder mij de man alweer onrustig worden. Snel duik ik op zijn hand af. Vlak voordat ik een landing wil maken, komt de kolos in beweging met veel gebrul. Tijdens een enorme luchtverplaatsing klap ik tegen het dekbed. Verdoofd blijf ik zeker vijf minuten liggen.
Opnieuw doet de man het licht aan en speurt met zijn handdoek de kamer af. Nu maakt hij allerlei slaande bewegingen met de doek en doet schijnaanvallen alsof hij me ziet. Door de luchtgolven lijkt het me verstandig op mijn post op het dekbed te blijven. Ik lig in een ongemakkelijke houding op een vleugel, waardoor mijn ene poot een beetje stijf wordt. Ik hoop dat ik zo meteen nog in staat ben om op te vliegen.
Gelukkig maak ik me geen zorgen over mijn toekomst. Het leven bestaat alleen uit toverdrank drinken en genieten van de roes. Ik val van mijn avonturen in een diepe slaap. Wanneer ik wakker word lig ik nog steeds op het dekbed. Met mijn laatste krachten vlieg ik op naar de hand van de lekkere man die vlakbij ligt. Helaas blijkt hij klaar wakker te zijn. Met een enorme klap van zijn andere hand sterf ik om in een volgend leven in een nieuwe plas weer wakker te worden. Daar herhaalt zich alles weer van voor af aan, want waarom zou het leven stoppen, terwijl er nooit een einde aan komt?
Rob Vellekoop, 21 juli 2018