Het is een uur na middernacht. In de verte nadert een onheilspellend verschijnsel. Ik voel me nog fris en goed, maar weet dat ik misschien niet bestand ben tegen wat komen gaat. Mijn boterhammen leg ik klaar, naast het toetsenbord. Mijn thee-ei zet ik al in de lege kop.
Tijdens mijn nachtwerk vergeet ik de tijd, doordat het werk me opslorpt. Hopelijk zit ik morgen weer aan die enorme plas en adem ik de frisse lucht in van de ochtend. Dan zit ik aan een van de uitgangen van het centraal station dat uitkijkt op het IJ om even te wachten op mijn trein. Daar zullen toeristen vrolijk om mij heen lopen, terwijl ze zich tegoed doen aan een ontbijt of wachten om mee te gaan met een van die talloze treinreizen naar verre oorden. Zo ver is het echter nog niet.
Eerst moet ik die steeds weer terugkerende confrontatie aangaan die dit werk zo speciaal en lastig maakt. Iedere nacht is er die ontmoeting die als een kronkelende slang door mijn werkzaamheden kruipt. Die mijn energie vreet. Op een bepaald moment nestelt zich een bekend dof gevoel tussen mijn wenkbrauwen, als waarschuwing. Ik wil er geen acht op slaan, maar kan het ook niet negeren. Ik weet, die dofheid plakt, die zal niet meer verdwijnen. Toch werk ik optimistisch door. Totdat het tijd is om een kop kruidenthee achterover te slaan, met heet water dat ik zojuist vers gezet heb en vul ik mijn maag met een boterham. Het moet me kracht geven om dat wat komt op afstand te houden.
Toch voel ik haar al een stukje naderen. Zij is niet te stoppen in haar drang mij te onderwerpen.
Ik begin aan de beantwoording van wat e-mails. Ik voel me nog helder ondanks dat het kwart over drie is. Ook maak ik een rondje buiten door de donkere nacht. Normale mensen slapen op dit tijdstip en geven hun lichaam die welverdiende rust. Ik waak en ben op mijn qui-vive. Wanneer ik daarna weer op mijn stoel in de stille kamer ga zitten met de nachtelijke geluiden op de achtergrond, is de dofheid verdrongen door matheid. Gelukkig kan ik me nog steeds concentreren, stel ik verheugd vast. Ik begin aan een lange pdf op mijn laptop, even glijdt mijn blik naar de klok en tot mijn schrik zie ik dat het opeens half vijf is.
Hoe lang ben ik al aan het lezen? En wat lees ik eigenlijk? Opeens snap ik dat ik voortdurend terug kom bij dezelfde zin die ik eindeloos schijn te blijven lezen. Het lijkt erop dat ik word tegengehouden door een onzichtbare kracht. Ik ben terecht gekomen in een carrousel. Het is zover.
De tekst passage kan ik niet meer passeren. Een vreemde loomheid stompt me af, neemt mijn denken over. Hoe ik ook worstel, ik kom niet verder. Dan rijst er uit de verte een idee op, namelijk dat een kopje thee deze magie kan doorbreken. Misschien.
Even later, wat niet langer duurt dan tien tellen, is mijn thee op en hou ik een pen tussen mijn duim en wijsvinger van mijn rechterhand, waarmee ik verder niets doe. De tekst van daarnet danst nu voor mijn ogen. Shit, daar is het. Zij heeft me bijna te pakken. Maar ik mag niet aan haar toegeven. Deze zalige loomheid wil me verleiden, maar mag mij niet in haar macht krijgen, want dan ben ik weg.
Ik kan echter niet meer helder denken, ik zweef een beetje rond. Op een gegeven moment merk ik dat mijn ogen gesloten zijn. Ik denk nog wel in de verte dat ik aan het lezen ben, maar raak verder en verder geïsoleerd. Ik voel me wegzakken, ik verdwijn langzaam in een aangenaam niemandsland, wat ik zo goed ken. De zon doet zich gelden, tussen de kade en de stationshal ligt een druk fietspad waar ik tussen de fietsers door manoeuvreer naar het verkwikkende water van het IJ, een heerlijke plas met talrijke schepen en bootjes. Mensen om mij heen lachen, eten broodjes en drinken koffie. Een driemaster ligt aangemeerd met een vlag vrolijk wuivend in de mast. De bemanning haalt me opgewekt in. Ik wil aan boord gaan, mee naar die eindeloze horizonten. Een verkwikkende bries duwt me naar het schip. Het deint zachtjes en ik dein mee.
Dan gaat de deurbel. Ik schrik me een ongeluk en kijk direct in een reflex naar het uurwerk. Het is al zeven uur! Allemachtig denk ik, terwijl ik direct dankzij de adrenaline terug bij mijn positieven ben. Ik ben een paar uur kwijt. De slaap heeft me toch weer te grazen genomen, maar morgen laat ik me niet meer gaan.
Rob Vellekoop, 20 juli 2018