Bijdrage van Jet Pouw.
Gelukkig kreeg ik het gen van mijn opa via mijn vader door: het genietersgen.
Het is heus niet zo dat het leven dan altijd maar vreugde en genieten is. Sterker nog: ik kreeg ongelofelijk veel te verwerken in m’n leven. Van alles in mijn nabijheid van de mensen waar ik van hield en/of mee leefde: manisch-depressiviteit, suïcide (pogingen), hersenletsel, kanker en dood, veel dood van de mannen waar ik van hield. Maar ook verlies van (superleuke!) banen, indirect door die kanker dus. Want zorgen doe je. Tot hun dood. Ik wel, ik deed het.
Maar gelukkig dus had ik die opa, die ongelofelijke grapjas die mij zijn genietersgenen schonk. Het zorgde ervoor dat ik wel zorgde, doorploeterde of rouwde, maar toch, ergens, zin in het leven hield.
Zal ik wat over hem vertellen, over die man die een ongelofelijke indruk op mijn leven maakte?
Ik herinner mij een keer dat hij thuiskomt van het boodschappen doen en al in de gang roept: ‘Ik zet meteen even de bloemen in een vaas!’ Een paar minuten later zet hij ze op tafel en wat is het wat ik zie? Een bos prei in een vaas water ?
Ik herinner me ook dat oma vraagt of hij even stofzuigen wil. Tuurlijk! roept hij en zegt tegen mij, met z’n grijns en die knalblauwe pretogen ‘ik doe alles voor haar.’ Met een hoop tamtam heeft ie dat ding uit de kast gehaald, stekker in het stopcontact, stofzuiger aan en … hij gaat in de stoel zitten. Na een paar minuten vraagt hij mij: ‘Is het zo lang genoeg om schoon te zijn?’, zet de stofzuiger uit en bergt ‘m weer op in de kast ?
Zijn verjaardag, veel te druk voor hem, al dat gekwaak door elkaar, hij hield er niet van. Halverwege de avond zegt ie: ‘Ik weet niet wat jullie doen, maar ik ga vast naar bed. Wil de laatste straks de kaarsen uitblazen en de deur goed dichttrekken?’ En hij ging! ?
Hij hield van een borreltje en lekker eten. Oma was nogal een dame en wilde dat beperken. Het moest er toch allemaal mooi uitzien. Maar dat pikte hij niet. ‘Mag ik leven?’ zei hij dan. Het was zijn lijfspreuk.
Mag ik leven? had groot op zijn grafsteen moeten staan. Maar hij werd gecremeerd en zelfs de uitvaart stond voor mij in het teken van leven:
‘Als ik dood ben, zou ik willen dat iedereen die op mn begrafenis komt, zegt: ‘God wat een leuke kerel was dat, we zullen hem ontzettend missen’.’ ?
Dat was al leuk genoeg dat hij dat wilde. Maar hij wilde nog iets graag, namelijk dat ik niet kwam op die begrafenis. Hij vroeg me in de kroeg te proosten op hem en op het leven, want het leven, dat had waarde voor hem. En zo geschiedde.
Dat hij er zomaar ineens tussenuit kneep een kleine 2 maanden voor m’n eerste kindje werd geboren, dat gaf een enorm verdriet. Hij was zo nauw betrokken bij mijn zwangerschap en verdomme wat had ik graag gewild dat hij zijn achterkleinzoon had gezien. Maar ik heb dus zijn genietersgenen en heb me ‘daarmee’ toen maar eens flink kachel geproost: op hem die het leven verliet én op het nieuwe leven dat ik geschonken had.
Mijn opa, een zeldzaamheid en prachtexemplaar. Echt waar.
‘Mag ik leven?’ Zeker! Maar wat mij betreft, liever voor altijd.
Jet Pouw, 3 augustus 2018
Mariette is hoe mijn ouders mij genoemd hebben bij mijn geboorte. Maar bij leven, hoe ouder ik werd, werd Mariette steeds vaker Jet. Niet alleen door de mensen om mij heen, maar ook door mijn ouders. Mijn vader is het meest van Mariette, maar Jetje ontvalt hem steeds vaker, valt mij op.
Losmaken van mijn ouders doordat zij losraken van de aarde. Het proces is pas net begonnen: mijn moeder zit in een rolstoel, mijn vader loopt met beugels. Kijk, dat bedoel ik, het werkelijke contact met de aarde is al zo verminderd.
En ik aard steeds meer in mezelf en verword meer en meer degene die ik ben. Dat proces van hen en mij gaat samen op. De verhoudingen veranderen. Hun aandacht verandert. De cirkel van aandacht die zij hebben voor het leven om hen heen wordt steeds kleiner. Het richt zich meer en meer op henzelf alleen.
Steeds meer aarden in mezelf, doordat zij losraken van mij en de aarde: verwonderend mooi proces. Steeds minder Mariette, steeds meer Jet…