Bijdrage van Henk Joosen*
‘Och, je moet er een beetje geluk mee hebben,’ zei de vader van de bruid toen het paar uit de witte limousine stapte. ‘Je weet nooit of je de hoofdprijs hebt.’ Hij knikte er veelbetekenend bij. De blik die zijn wettelijke troostprijs hem toewierp, ontging hem. Mannen zijn daar goed in.
Snel nam hij nog een laatste trekje van zijn sigaret. Ik heb het altijd knap gevonden hoe je zo’n ding in de regen brandend kunt houden. Alle respect. Nonchalant schoot hij zijn peuk op de glimmende klinkers.
De pril geliefden betraden de doorweekte loper. Een overspannen ogende ceremoniemeester stalkte hen met een paraplu. Bescherming tegen nat onheil stond dan wel niet op de uitvoerig doorgesproken takenlijst, maar zoiets voel je aan.
‘Een hoofdprijs moet je verdienen,’ kaatste ik terug. Misschien iets te hard, want de juist passerende witte paardenprins keek me aan met de blik die ik eerder bij zijn toekomstige schoonmoeder zag. Het begrip erehaag kreeg een vreemde dimensie.
De purperrode loper stuwde het paar naar de gebogen trappen van het machtig mooie stadhuis. De haag werd stoet en volgde het jonge geluk tot aan het bordes waar een stralende ambtenaar wachtte in haar plechtige gewaad. Ze ging het gespannen gezelschap voor tot in een tamelijk teleurstellend zaaltje met een overdadige kroonluchter als voornaamste bezienswaardigheid. Bij een lange teakhouten tafel stond een zestal stoelen met hoge rugleuning. Op het blinkende blad lag een vulpen op een gesloten map. Een sprieterige microfoon bromde ongeduldig.
De ambtenaar nam het woord. Als ze iets minder vaak op haar spiekbriefje had gekeken, zou je gezworen hebben dat ze als peuter al met het paar in de zandbak had gezeten. Verhalen over een drijvende caravan, een vader met een halve snor en een auto zonder stuur. Je moet erbij zijn geweest. Zo’n ambtenaar maakt wat overuren.
Intussen bleef het hoofdprijsincident als een ergerlijke rat aan me knagen. Hoe moest ik dat in ’s hemelsnaam rechtbreien? Wijzen naar schoonpapa? Gedonder in de glazen. Heibel in de tent. Dat mocht niet gebeuren.
Ik besloot te wachten op het moment. De vragende ambtenaar: ‘Wie heeft er bezwaar?’ Maar we zaten hier in het land van kaas, waar dat anders gaat. Niet in Amerika. Niet dat ik van plan was nog meer ophef te maken. Het leek me alleen een mooi moment om mijn vertrouwen uit te spreken in het – voor mij nu al – gouden paar.
In plaats daarvan begon ik direct na het jawoord opeens te applaudisseren. Zomaar. Een mens doet domme dingen. Maar het gekke was, na een klap of vier, vijf deed iedereen mee. Van hoofd- tot troostprijs. Voor een daverend en denderend huwelijk. En een schoon geweten.
Henk Joosen, 1 april 2019
Uit: Kort en Klein
Geef als eerste een reactie