Bijdrage van Henk Joosen*
Ik weet nog precies wat ik die vrijdag dacht. Zelfs in een visspeciaalzaak betrap ik me soms op filosofisch gemijmer. Hoe heerlijk kan voorspelbaarheid zijn. Een kwartier later zou mijn boodschappentas gevuld zijn met makreel, paling en garnalen. Het kon avontuurlijker, maar we liepen op deze manier geen enkel risico op smakeloze tegenvallers of messcherpe maagkrampen. ‘s Avonds zouden mijn vriendin en ik smakelijk tafelen.
Voor me stond een vrouw van een jaar of vijftig. Ze had een veel te warme jas aan. Mijn lentegevoel – een hunkering naar warmte – werd door het kledingstuk danig gesmoord. Haar kapsel had in geen weken een borstel gezien. Het zag er wild uit. Ik nam me voor niet meer zo op dit soort zaken te letten.
De eigenaar van de viswinkel was aan een uit de kluiten gewassen werkbank druk in de weer met een vlijmscherp mes. Achter de toonbank stond een meisje in een hagelwit schort.
‘Nou, veel succes ermee, meneer Diepstraten,’ zei ze. ‘Tot volgende week.’
Het meisje keek de winterjasmevrouw vriendelijk aan. ‘Wat kan ik voor u doen? Ook een visje?’
De vrouw stapte naar voren en haalde een briefje uit haar jaszak. ‘Eh, doet u mij maar een …’ Ze boog haar hoofd naar voren en begon opnieuw: ‘Heeft u misschien eh, pán… ga-jes?’ Langzaam vulden de lettergrepen de vishandel.
Ik zag het meisje denken: pán-ga-jes!? Ze besloot een hulplijn in te roepen. ‘Meneer Van Wonderen, verkopen wij pángajes? Nee, hè!?’
De man legde het mes neer. Zijn zware wenkbrauwen stegen een kleine centimeter. Alleen het geborrel van het aquarium in de hoek was nog te horen. ‘Pangasius,’ zei Van Wonderen toen. ‘Bedoel je dat? Pangasiusfilet, dat hebben we wel.’ Hij glimlachte en pakte zijn mes weer op.
Het meisje kreeg een kleur. ‘Kijkt u eens.’ Ze wees naar de vitrine. ‘Eén of twee doen?’
‘Eén is genoeg,’ besloot de vrouw na een korte aarzeling. ‘Verder niks, hoor. Graag afrekenen.’
Het meisje liep naar de kassa.
‘Een beetje citroensap, en ook peper en zout niet vergeten, hoor mevrouw,’ zei Van Wonderen. ‘Echt doen. Anders smaakt het helemaal nergens naar, die panga.’ Hij veegde zijn handen af aan een ruiten doek. ‘En een lekker sausje. Doe mevrouw maar wat bearnaise, Claudia. Van de zaak is dat.’
Zijn goedbedoelde knipoog was ook gratis. Mevrouw Pangasius kreeg het er ongetwijfeld zomers warm door. Ze betaalde en was vertrokken voordat ik het in de gaten had.
‘Laat me raden,’ zei Van Wonderen nog voordat Claudia me iets vragen kon. ‘Makreel, paling en … garnalen!?’
Tevreden fietste ik even later naar huis met een lekkere makreel, wat paling en garnalen. O ja, en een bakje vol heerlijke, maar verre van avontuurlijke whiskysaus.
Henk Joosen, 16 april 2019
Uit: Kort en Klein
ha,ha,ha da’s een goeie!
Dank voor je reactie!