Een bericht uit Volland, een wereld zonder agenda

Een manier om los te komen en je te bevrijden van allerlei oordelen en aangeleerde ideeën uit de Oude Wereld is het elkaar vertellen van verhalen over die Nieuwe Wereld. Een verslaggever deed dat in een verslag voor DLM Plus van zijn verblijf in Volland. Het verhaal van deze reporter wijdt ons langzaam maar zeker in de aangename geheimen van een andere wereld in.

De zon komt op in Kandfijt aan de Middelzee.
Vogels kwetteren de wereld van Volland wakker.
Het gebied waarvan de inwoners ooit op aarde hebben geleefd totdat ze het niet meer wilden.

Tweehonderd van twaalfvollemanen geleden bouwden hun voorouders een nieuwe wereld, onbereikbaar voor de aardlingen, want met hun onmenselijke praktijken wilden zij niets meer te maken hebben.
Een jonge Vollandse, Candy staat bekend in het dorpje om haar dromen.

Zij maakt de meest bijzondere avonturen mee in Droomsfeer, weten de Kandfijters.
Uit haar laatste droom bracht ze iemand mee naar haar dorp, haar sfeer, naar haar wereld.

Tijdens haar uitstapjes in Droomsfeer ontmoet zij interessante wezens.
Droomsfeer ziet eruit zoals Volland, de wereld waar Candy leeft, maar dan is er uitsluitend natuur, zonder huizen of moestuinen en dergelijke.

Candy ligt te genieten van de dromerige atmosfeer in het gras onder een reusachtige boom, wanneer er een persoon op haar af komt lopen.
Zij herkent aan zijn nerveus loopje dat hij van aardse afkomst is. Ze heeft geleerd hoe zij de dromers uit elkaar kan houden.

De aardlingen zijn zenuwlijders en de Vollanders zijn rustig. Candy vindt dat aardlingen slaapwandelen alsof hun leven ervan afhangt, zij kijken ook voortdurend naar hun handen alsof ze iets missen dat ze gewoonlijk vasthouden.

“Dag mevrouw,”, zegt de aardling, “mijn naam is Coq en ik kom uit Amsterdam.”
Candy stelt zich voor en vertelt dat ze uit Kandfijt komt.

“Nooit van gehoord.”, mompelt de man.

“Nee”, zegt Candy, “Amsterdam zegt mij ook niets.”

Coq komt bij Candy in het gras zitten en kijkt haar gefascineerd aan.
“U bent een mooie dame.”, zegt Coq.
“Dank u.”, antwoordt zij met een glimlach. “Dat zeggen de meeste mannen van de aarde als ze mij zien.”

“In Amsterdam wonen honderdduizenden mensen, zo iemand als jij heb ik daar nog nooit gezien.”
“Blijkbaar moet ik maar eens naar Kandfijt komen om het vrouwelijk schoon te bewonderen.”

“Waar ligt Kandfijt?” vraagt Coq terwijl hij weer naar zijn handen kijkt.
“Aan de Middelzee.”, zegt Candy.

“En wat zoek jij hier, Candy?” “Eigenlijk zoek ik niks, maar het is zo leuk om andere wezens te ontmoeten.”
“Vaak ontmoet ik mensen van de aarde, dan hoor ik hoe het daar is en weet ik zeker dat ik geluk heb om in Volland te wonen”

“Hmm,” zegt Coq, “kom jij dan ergens anders vandaan?” “Van de maan of zo?” Lichte spot klinkt in zijn stem.

Zij kijkt hem onderzoekend aan. “Jij denkt dat ik een grapje maak, ik kom niet van de aarde maar van Volland.”
“Ik heb geen idee wat je bedoelt met de maan, want daar is volgens mij nog nooit iemand geweest.”

“Dat klopt,”, antwoordt hij verontschuldigend.”
“Het was als grapje bedoeld.”
“Neem me niet kwalijk, maar waar ligt Volland?

“Tja,” zegt zij, “iedereen die ik hier tref wil dat weten.”

“Maar weet jij, Coq, waar de aarde ligt?” “Jazeker, in het melkwegstelsel.”
“Ok en waar ligt dat precies?”

Hij kijkt haar lachend aan, “Geen flauw idee!”

“Met welke trein of boot kan ik naar jouw land reizen?”

“Ik weet niet wat een trein is, maar met de boot is Volland te bereiken via de Middelzee.”
Ondertussen loopt de temperatuur op bij Coq. Het zweet breekt hem uit. Zijn hoofd loopt rood aan.

“Wat is er aan de hand?” vraagt Candy ongerust.

“O, ik krijg het ineens ontzettend heet.”
Hij kijkt naar haar en voelt dat hij in sneltreinvaart verliefd aan het worden is.

Wat hij niet weet is dat in Droomsfeer alles veel sneller gaat. Barrières die de mens op aarde heeft, bestaan hier niet.

De lippen van Candy worden onweerstaanbaar voor hem. Heel Candy trouwens.

Hij heeft het niet meer. Hij voelt zich onweerstaanbaar door Candy aangetrokken.

Zijn verstand raakt hij helemaal kwijt.
Het is sowieso al moeilijk te bepalen waar je in Droomsfeer bent, maar nu is hij echt de weg kwijt.

“Je hebt het moeilijk, he?”, vraagt zij.
“Ja”, zegt Coq, “dat kun je wel zeggen.” “Ik zal er niet omheen draaien, maar ik ben tot over mijn oren verliefd op je.

Zij kijkt hem vriendelijk aan.
Hij vat dit op als een uitnodiging, klemt haar in zijn armen en zoent haar hartstochtelijk op de mond.

Er ontstaat een wonderlijke reactie.
Candy schiet wakker uit haar droom en tot haar verbazing ligt Coq naast haar in bed.
Hij is even wakker als zij.

“Huh?”, zegt hij, “waar ben ik?” “Dit is niet mijn eigen bed.”
“Klopt”, zegt zij, “je bent in mijn wereld wakker geworden.”

In het bed, waar hij per abuis is terechtgekomen, ziet hij dat nog een andere vrouw slaapt.
Op dat moment wordt het hem allemaal te machtig. De overgang naar een vreemde wereld, zijn verliefdheid voor Candy en het besef dat zij met een vrouw slaapt.

Hij zakt weg in een soort flauwte. “Cindy,”, roept Candy, “word wakker, er is een man van de aarde per ongeluk met me meegekomen.”
“Wat moet ik doen?”

Ondanks het middernachtelijk uur is Cindy snel bij haar positieven.

Zij glimlacht. “Laten we hem in het bed stoppen van het gasthuisje, dan praten we morgen verder.”
De dames tillen hem op aan armen en benen en brengen hem twee huisjes verderop.
Candy is te verbaasd om verder iets te zeggen. Zwijgend gaan ze slapen.

Wanneer de zon door het slaapkamerraam van Candy schijnt staat ze op, kleedt zich aan en gaat naar het gasthuisje.

Daar treft ze Coq nog aan zoals ze hem in bed hebben gestopt. Ze schudt hem wakker. Wanneer de aardling zijn ogen opent schrikt hij.

“Wie ben jij?”, kermt hij. “Waar ben ik?”

Hij begint zachtjes onverstaanbaar te jammeren.

“Rustig maar”, zegt ze, “we gaan ontbijten en alles bespreken.”
“Ok?” “Je bent in Volland en je bent van harte welkom in onze prachtige wereld.”

Coq kijkt haar hulpeloos aan. Hij staat op in zijn pyjama en kijkt bedremmeld. Dan snapt Candy wat hij wil.

“Ik ga bij de buurman wat kleding voor je halen.”

Even later is zij al weer terug met voor hem vreemd uitziende kleding.
Hij doet het aan en gaat met haar mee.

In het huisje van Candy is de ontbijttafel gedekt. Cindy loopt uitnodigend op Coq toe.

“Hallo meneer, welkom in ons huisje.” “Ik begrijp dat je met Candy bent meegekomen.” Coq geeft haar een hand. Zij stellen zich aan elkaar voor. Nadat hij samen met de vrouwen van het ontbijt heeft genoten komt hij langzaam bij zijn positieven.

“Als ik alles een beetje begrijp, ben ik vannacht op reis gegaan naar deze plek.”

“Ik wil jullie bedanken voor jullie gastvrijheid.”
“Hebben jullie enig idee hoe laat de trein naar Amsterdam vertrekt?”

“Coq,”, antwoordt Candy beslist, “je bent op Volland.” “Je kunt niet meer terug naar de aarde.” “Trouwens ik weet helemaal niet wat treinen zijn.”

“Je bent vanuit Droomsfeer hier terechtgekomen.” “Eigenlijk is dat onmogelijk, maar jou is het gelukt.”
Coq kijkt verdwaasd voor zich uit.

“Dus de kans dat ik ooit terugkeer naar de aarde is nul?”

“Ja”, zegt Candy, “Je hebt iets gedaan wat niet kan.”

Geschrokken kijkt hij naar zijn ontbijtbord waarop nog wat broodkruimels liggen. Hij zal nooit meer Amsterdam terugzien, zijn vrouw niet, zijn vrienden niet.
Geen enkele aardling meer.

“Maar wat moet ik hier de rest van mijn leven doen?”
“Ik ben IT consultant.”
“Kan ik hier aan de slag?”

“Zeker, Coq, je kunt aan de slag, in de moestuin en in het voedselbos.” “Dat doen we allemaal, voorzon of nazon.”
“Voor de rest zijn we bezig met onze hobby’s en elkaar.”

“Dus je kunt leren moestuinieren, dat leren de kinderen zes twaalfmaanvollen lang op school.”

“Daarna kan ieder voor zichzelf zorgen en krijgen zij elk een huisje in het dorp.”

“Nazon gaan we moestuinieren.” “Ga je met ons mee?”, vraagt Candy aan Coq.

Hij knikt, zijn wereld is in duigen gevallen, al weet niemand waar dat ligt. De rest van zijn leven zal Volland zijn nieuwe wereld zijn.
Als een gebroken man staat hij op, Candy en Cindy staren hem na, wanneer hij terugslentert naar zijn huisje.

Daar sluit hij de gordijnen en gaat met zijn kleren op zijn bed liggen.
Ondertussen overleggen de vrouwen wat ze zullen doen.

“We gaan een groot welkomstfeest organiseren, Cin”, zegt Candy.
“Iedereen nodigen we in het gemeenschapshuis uit.”
“We houden het nog even stil voor Coq.”
Candy kijkt Cindy tevreden aan, Cin knikt instemmend, “we gaan zorgen dat hij zich hier thuis gaat voelen.”

“Juist”, beaamt Candy.

Na een tijdje op bed te hebben gelegen staat Coq op. Hij loopt somber zijn huisje uit.
Voor hem uit op het zandpad ziet hij een soort fiets met aanhangwagen met daarop een bootje.
Nieuwsgierig volgt hij op afstand de boot. Even later ziet hij in de verte een enorm water aan de horizon verschijnen. Het is zo groot dat hij geen overkant kan zien.
De man is ondertussen aangekomen bij het water en laat zijn bootje erin zakken. Hij peddelt rustig weg.

Coq gaat aan de waterkant op het witte strandzand zitten. Verder is niemand te zien dan alleen het bootje op het immense water.

Plotseling voelt hij een hand op zijn schouder.
“Goedezon.”

Achter hem staat een jonge kerel met een baard tot aan zijn middel. De man kijkt hem vriendelijk aan. Hij steekt zijn hand uit.

“Jij schijnt hier vorige maanvol aangekomen te zijn?”

“Ik ben hier net”, beaamt Coq.

“Alleen weet ik niet wat een ‘maanvol’ betekent. Hoeveel uren is dat?” Hij zucht, “Jullie zijn zo anders, ik snap niets van jullie, ik kom uit een hele andere wereld, waar we precies weten waar we aan toe zijn. We hebben allemaal agenda’s en schema’s zodat we precies weten wat en wanneer we gaan doen.” “Werken doen we op vaste uren, vakantie in bepaalde maanden en we gaan met pensioen als we oud genoeg zijn.”

De kerel kijkt hem glimlachend aan. “Om te beginnen, mijn naam is Joris en wie ben jij? “Ik ben Coq, aangenaam”, antwoordt hij terwijl hij de vriendelijke man zijn hand schudt.

Joris: “Wij slapen nazon en voorzon en genieten tijdens de zon. We zorgen allemaal voor eten en drinken en voor de rest leven we midden in de natuur samen met de dieren.”

“Maar plannen jullie dan niets voor de toekomst”, vraagt Coq verbaasd?

“Wanneer is dat, de toekomst?”, vraagt Joris geïnteresseerd. “Uh?, stamelt Coq. “De toekomst is de tijd, de zon, die nog moet komen.”

“Maar wat heb ik aan de toekomst, van de zon die nog moet komen, daaraan heb ik nu niets.” “Ik heb alleen iets aan zijn warmte op dit moment, nu ik met jou hier aan het water sta.”

Coq steekt zijn handen wanhopig omhoog. “Ik word gek van die gedachte, dan heb ik geen enkele controle meer over wat gaat komen.”

“Maar hoe denk je dan de zon te sturen die nog moet komen?” “Misschien komt er morgen wel regen.” “Ja, antwoordt Coq, die denkt weer wat grip op het gesprek te kunnen krijgen, “maar in mijn wereld hebben we een weersdienst van mensen die ons vertellen welk weer ze in de volgende zonnen verwachten.”

“Oh,” zegt Joris, met een glimlach, “dat is grappig.”

“Wij hebben op school geleerd naar de lucht te kijken om te weten of het die zon gaat regenen of niet.” “Meer hoeven we niet te weten. Dan kunnen we die zon bijvoorbeeld oogsten of zaaien.” Of we blijven thuis, dan gaan we niet naar onze moestuinen, maar zoeken elkaar op in het dorpshuis of bijvoorbeeld aan het water van Middelmeer.

“Maar wat gaan jullie dan doen over 40 manen?”, vraagt Coq wijs. “Wij op aarde weten dan bijvoorbeeld dat we op vakantie gaan.”

“Ik weet niet wat vakantie is, maar wat heb ik eraan te weten wat er over 40 manen gaat gebeuren?” “Als ik steeds bezig ben met wat de volgende manen gaan brengen, dan kom ik niet toe aan genieten van de zon.” “Worden jullie op aarde daar niet een beetje ziek van?” “Vergeten jullie dan niet om te leven?”

De botsing tussen de gewoontes van Coq en die van Joris is compleet. Gelukkig blijft Joris glimlachen, maar Coq verandert in een zuurpruim.

“Ik kan niet leven zoals jullie. Wat een chaos,” kermt hij wanhopig. “Ik wil weten wat ik de komende periode moet gaan doen hier.”

“Het spijt me, maar dat kan niemand je hier vertellen.” “Dat hangt af van de zon.”

“Hier is sowieso niemand die je vertelt wat je moet doen, want dat maak je zelf uit.”

Coq schudt zijn hoofd en wenst Joris een goede zon. Hij herinnert zich plotseling dat er toch een soort van plan was voor vandaag. Ze zouden nazon naar de moestuin gaan, helaas had hij geen idee hoe lang het nog zou gaan duren voordat het zover was. Hij voelde zich ellendig zonder mobiel, horloge of klok. Ook een internet ontbrak. Hoe kon hij op deze manier verder met zijn leven?

 

Rob Vellekoop (Uit: Coq en Candy in Volland)

Schilderij van Jeannette Quakkelaar, JJQart.nl

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.