Ik duw voorzichtig de deur open van de kamer en loop naar het gedeelte waar een groot ziekenhuisbed pontificaal in het midden is opgesteld. De gordijnen zijn bijna volledig dicht, op een kier na waar deze iets opzij geschoven zijn, hier stroomt daglicht naar binnen. In het bed diep onder de dekens ligt iemand te slapen. Haar breekbare gezichtje met korte grijze haren steekt nog net boven de dekens uit. Het is mijn moeder, alleen ze slaapt niet. Het enige geluid is afkomstig van haar zware ademhaling.
Mij is vooraf verteld dat het niet goed met haar gaat, daarom ben ik nu, om 10 uur hier. Als ik haar zie liggen in alle kwetsbaarheid krijg ik het benauwd.
Met alle macht probeer ik mijn tranen tegen te houden wanneer het verdriet me bij de keel grijpt.
Ik kan geen woord uitbrengen, maar weet ook niet of mijn moeder nog iets hoort. ‘Ma’, stamel ik in mezelf zonder geluid, ‘vergeef me, ik ben niet zo goed voor jou geweest, niet zoals jij voor jouw moeder hebt gezorgd en mijn broer voor jou’.
Nooit had ik gedacht dat ik op haar sterfbed me zo verdomd schuldig zou voelen. Ik ga aan het hoofdeinde naast het bed zitten en leg mijn hand voorzichtig op haar hoofd, bang haar pijn te doen.
Haar zware ademhaling gaat onverminderd door, haar ogen zijn gesloten. Ik staar naar haar breekbaar gezicht, dat een vredige uitstraling heeft. Soms lijkt ze ergens mee te vechten, dan zie ik haar een kleine krampachtige beweging maken. Dit gaat echter weer even zo snel voorbij.
Tijdens de afgelopen meer dan zestig jaar waren er periodes dat ik haar slechts een paar keer per jaar opzocht. Ik heb haar zelfs een aantal jaar gemeden, volledig links laten liggen. Dat kwam omdat ze in mijn ogen iets niet goed had gedaan. De tranen bengelen over mijn wangen wanneer ik daaraan terugdenk. Ik vond namelijk dat ze mijn vader niet goed verzorgde. Kan je het je voorstellen? De vrouw die haar hele leven uitsluitend zorgde voor haar moeder, haar familie en haar kinderen, door weer en wind, door dik en dun?
Haar leven lang verzorgde ze haar moeder, mijn oma. Zelfs toen ze drie drukke zonen had, die al haar tijd opeisten, ging ze naar oma om het huis schoon te houden en de was te doen. Daar stond tegenover dat oma, ook weer veel bij ons thuis over de vloer kwam en ons financieel hielp. Niet dat iemand daarover sprak, maar ik realiseerde me al jong dat mijn vader niet genoeg verdiende, daarom moest oma bijspringen, vond zij zelf. Op deze manier ‘keken ze naar elkaar om’.
Maar, hoe kon ik, ijdele idioot, beoordelen hoe zwaar het was voor haar? Je partner zien verzwakken en langzaam sterven is op zich al heel uitputtend. Al zag Rob Vel dat destijds niet. Nee, ik was verbolgen, boos, ik vond dat ze mijn vader thuis moest verzorgen. Het kon er niet in dat ze dat niet deed. Sukkel. Zeker, mijn vader wou thuis sterven, dus dacht ik het voor hem te moeten opnemen.
‘Nee, Rob, had mijn moeder, samen met mij onderweg naar het ziekenhuis nog tegen mij gezegd, ‘ik red het niet’. ‘Ik heb hulp nodig voor je vader’. Ik had echter meer medelijden met mijn pa, dan voor mijn moeder. Ik vond haar toen maar hard en ongevoelig.
Pas toen ze zelf enkele jaren later zelf in het ziekenhuis werd opgenomen, ging ik haar weer bezoeken. Ternauwernood overleefde ze de aanslag op haar leven door deze ziekte. Toen had ik het wel moeilijk, maar huilde niet. Ik zat toen ook aan haar bed, maar dat was anders dan nu.
Dat komt omdat ik nu pas begrijp hoe hard ik voor haar was. Ik kan het niet meer terugdraaien. Ik ben schuldig. Ik kan het in dit leven niet meer goedmaken.
Ze lijkt af en toe even te stoppen met ademhalen, dan schrik ik, maar gelukkig gaat ze er daarna weer mee door.
Ik kijk naar haar, zie haar broosheid en besef pas dan, na tientallen jaren, dat ze weliswaar een sterke vrouw was, maar tegelijkertijd heel kwetsbaar. Wij botsten bijna altijd met elkaar. Zij noemde mij een rare, een vreemde vogel. En ik nam haar domweg niet serieus. Ik waardeerde haar zorg voor ons niet. Daar begreep ik helemaal niets van, dat komt omdat ik het grootste deel van mijn leven alleen maar voor mezelf heb gezorgd. Een egoïst was ik, die haar prachtige kwaliteit niet kon zien. Mijn overleden oom zou zeggen, ‘je bent een blinde vink’. En dat was precies in de roos.
Natuurlijk heeft ook dit verhaal een lange voorgeschiedenis. Eentje die er zeker toe doet, maar nu niet meer telt. Ik bedoel, ze is onderweg naar het licht dat haar alleen maar goed zal doen. Ze zal schijnen en met het grootste gemak al die ongevoeligheden van mijn kant kunnen vergeven.
Dus ik huil niet, omdat ik bang ben dat het haar in de volgende sfeer niet goed af zal gaan, want ze zal stralen, daar ben ik zeker van. Nee, mijn verdriet gaat over mijn onvermogen mezelf te kunnen vergeven.
Een verpleegster komt zachtjes de kamer binnen en kijkt mij vriendelijk aan. Ik krijg met moeite de woorden uit mijn dichtgeknepen keel, en fluister ‘Hoe gaat het met mijn moeder?’ ‘Ze eet en drinkt niet meer’, zegt de zuster. ‘Het klinkt hard, maar eigenlijk is ze aan het sterven’.
‘Hoe lang houdt een mens dit vol’, vraag ik schor, terwijl mijn ogen volschieten. (ik hoop dat ze het niet gezien heeft) ‘Een week, zegt ze. Vervolgens legt ze me uit aan welke uiterlijke omstandigheden je het stervensproces kunt herkennen.
‘Je moeder is een hele sterke vrouw, ze heeft veel kracht. Het is nu een kwestie van loslaten’.
Het enige wat ik nog kan uitbrengen is een knikje met mijn hoofd. ‘Straks kom ik terug om haar medicatie te geven’, besluit ze zacht.
Ik weet dat ik daar niet bij wil zijn. Na twee uur bij haar te hebben gezeten vertrek ik met een zwaar hoofd. Ik besluit bij mijn tante op bezoek te gaan, de vrouw bij wie ik altijd terecht kan als ik diep zit omdat er een leven op het spel staat.
Rob Vellekoop, 24 december 2024
Sterkte, Rob.